POËZIE
Één van de kunstvormen waarin aandacht gevraagd wordt voor wat in woorden niet is te vatten is de poëzie. Treffend wordt de ontoereikendheid van de taal tot uitdrukking gebracht door Rilke, wanneer hij schrijft:

                           Sie sprechen alles so deutlich aus:
                           und dieses heisst Hund, jenes heisst Haus
                           und hier ist Beginn, und das Ende ist dort.
                           Sie wissen alles, was wird und war
                           Kein Berg ist ihnen mehr wunderbar.

                                                      (Frühe Gedichte)

Juist wat ons verrast en waarover we ons soms zo kan verwonderen laat zich niet objectiveren. Het cognitieve vermogen van de mens is niet alleen kwantitatief maar ook kwalitatief beperkt. En er zijn gewaarwordingen die zo raadselachtig zijn dat woorden, die op het eerste gezicht helder lijken bij nader inzien toch weer vragen oproepen. Zo bijvoorbeeld in het volgende gedicht van Rutger Kopland:

                           ONDER DE APPELBOOM
                           Ik kwam thuis, het was
                           een uur of acht en zeldzaam
                           zacht voor de tijd van het jaar,
                           de tuinbank stond klaar
                           onder de appelboom
                          
                           ik ging zitten en ik zat
                           te kijken hoe de buurman
                           in zijn tuin nog aan het spitten
                           was, de nacht kwam uit de aarde
                           een blauwer wordend licht hing
                           in de appelboom
                          
                           toen werd het langzaam weer te mooi
                           om waar te zijn, de dingen
                           van de dag verdwenen voor de geur
                           van hooi, er lag weer speelgoed
                           in het gras en verweg in het huis
                           lachten de kinderen in het bad
                           tot waar ik zat, tot
                           onder de appelboom
                          
                           en later hoorde ik de vleugels
                           van ganzen in de hemel
                           hoorde ik hoe stil en leeg
                           het aan het worden was
                           gelukkig kwam er iemand naast mij
                           zitten, om precies te zijn jij
                           was het die naast mij kwam
                           onder de appelboom, zeldzaam
                           zacht en dichtbij
                           voor onze leeftijd.

Het lijkt of in dit gedicht een alledaags tafereel wordt beschreven. Maar aan het einde van het gedicht is ineens sprake van een geheimzinnige gewaarwording: die van een nabije aanwezige. Daarmee wordt de gebeurtenis uit het alledaagse weggetild en krijgt die het karakter van een mystieke ervaring. Ook over dergelijke ervaringen heeft Rilke geschreven. Hij verbindt die met gebedservaringen.

                           Sonette an Orpheus

                           Aber noch ist unser Dasein bezaubert;
                           an hundert Stellen ist es noch Ursprung.
                           Ein spielen von reinen Kräften, die keiner berührt,
                           der nicht kniet und bewundert.
                           Worte gehen noch zart am Unsächlichen aus.
                                                      (Rilke)

Hieronder vindt u een verwijzing naar nog andere gedichten waarin sprake is van gewaarwordingen, die voor de dichter een mystieke lading lijken te hebben.




Naar de volgende pagina.

Reactie? Zend een E-mail

Meer weten over deze website?
Ga terug naar de TITELPAGINA
of naar de INHOUD


© "KERKWINKEL ΠΝΕΥΜΑΤΙΚΩΝ" 2011